Laurence Machiels
Groenjournalist - tuinexpert
In een voedselbos groeit eten vanzelf, je hoeft er niet elk jaar te zaaien of te planten en je oogst een erg grote variatie aan fruit, bessen, noten, eetbaar groen en kruiden. Geen wonder dat een voedselbos zo populair is. En je hebt er geeneens een bos voor nodig. Hoe krijg je het in jouw tuin ingepast?
Een voedselbos lijkt op een natuurlijk bos, maar dan met voornamelijk eetbare planten die in lagen op en onder elkaar groeien. Op die manier kweek je op een beperkte ruimte veel eetbaars.
Door de grote plantenvariatie vinden tal van vogels, kleine zoogdieren, amfibieën en nuttige insecten er hun plek. En die houden dan weer plaagdieren in evenwicht.
In een voedselbos spit je niet, minder gewenste kruiden houd je onder controle met maaien en mulchen. Door de hoge diversiteit blijven de voedingsstoffen in de bodem in balans, en zijn de planten weerbaarder tegen ziekten en plagen, en tegen droogte of ineens erg veel regen. Een goed aangelegd voedselbos houdt zichzelf in stand. Maar er is wel onderhoud. Fruitbomen en bessenstruiken moet gesnoeid worden, en jonge bomen en struiken hebben na het aanplanten water nodig.
In een voedselbos kweek je voedsel tot zeven lagen ver.
Onderaan groeien eetbare wortels, knollen en paddenstoelen.
Daarboven komen bodembedekkers (tot 20 cm), zoals bosaardbeien, en lage bessenstruiken als bosbessen.
De kruidlaag daarboven gaat tot 1 m, met nuttige planten die voeding aan de bodem geven, zoals smeerwortel en brandnetel, en doorlevende groenten als zuring, oerprei, Egyptische ui, kardoen, artisjok, asperge, doorlevende kervel en selder, eeuwige moes, zeekool, rabarber,….
In de struiklaag (tot 3m) groeien bessenstruiken, van aalbessen en cassis tot olijfwilg, gojibes, jostabes, honingbes, …
De tussenlaag telt grote struiken en bomen tot 8 m: appel, peer, pruim, hazelaar, vijg, mispel, kweepeer, moerbei, kornoelje, vlier, de augurkenstruik, kaki, amandel, abrikoos, pawpaw…
Grote bomen als walnoot, linde, kastanje, kers… vormen de hoogste kruinlaag. Die zorgt voor beschutting en schaduw, en voor bladeren, die een essentiële humuslaag en voeding voor het bos vormen. Is je terrein kleiner dan 500 m², zet dan in de plaats van één hoge boom, lagere bomen, met daaronder de vele lagen.
Klimmers zoals kiwi(bes), druiven en Japanse wijnbes slingeren zich tussen de lagen.
Een voedselbos begint, voor alles, met de ontleding van de bodem (www.bdb.be). Niet elke plant gedijt immers in kalkrijke of zure, rijke of arme grond.
Plant ook niet zonder een goed uitgewerkt ontwerp! Waar zijn de droogste en de natste plekken, waar valt het meeste licht?
Begin met de grootste bomen en hagen. Plant ze aan de zijde met de meeste wind, en aan de noordrand.
Aan de zuidkant komen de kruiden en bessen die zon nodig hebben. Laat genoeg ruimte open, fruit heeft licht nodig!
Vorstgevoelige struiken en bomen plant je pas later, wanneer het bos wat meer beschutting geeft.