Laurence Machiels
Groenjournalist - tuinexpert
Mexicaanse madeliefjes (Erigeron karvinskianus) zijn dol op droog, en vormen heel kleurrijke tapijtjes in je schelpentuin. De palmlelie (Yucca filamentosa) heeft graag een goed gedraineerde plek, en bloeit al na een paar jaar, met spectaculaire roomwitte bloemen. Phormiums zijn dol op de warmte die het puin in de bodem afgeeft. Sommige sierdistels (Eryngium) groeien van nature zelfs in rotsspleten, en hebben amper grond nodig. Voeg er zeker wat siergrassen aan toe, zoals vedergras (Stipa tenuissima) of blauw schapengras (Festuca glauca), dat zelfs gewoon in zand kan groeien. Zorg voor één eye-catcher, zoals vuurpijlen (Kniphofia). Je kunt er ook extra planten in pot bij kwijt, zoals een agave, die haal je dan in de winter naar binnen, of een grote cactus die je normaal als kamerplant houdt. Zet de planten ver genoeg uit elkaar zodat je nog voldoende schelpen ziet, en laat bepaalde planten een paar maal terugkeren, dat schept eenheid in je schelpentuin.
Maak de plek onkruidvrij. Zitten er veel hardnekkige onkruiden in de bodem, zoals netels, distels of akkerwinde, leg dan eerst een anti-onkruiddoek. Plant direct in het puin of het grind (snijd openingen in het anti-onkruidddoek); je hebt een flinke spade of schop nodig. Geef de eerste weken water in een droge periode, de plantenwortels moeten nog hun weg zoeken in het grind en puin. En daarna komt het leukste: de afwerking. Strooi eerst een laag zand, gewoon wit zand of rijnzand. Dat zorgt voor een afscheiding tussen de grond en de schelpen, en geeft een mooie witte ondergrond. Leg gerust 2 tot 3 cm dik. Daarbovenop strooi je 3 tot 5 cm schelpen, in de vorm van paadjes, of verspreid over de hele tuin, tussen en onder de planten. Pimp je schelpentuin met extra mooie of grote schelpen die je meebracht van een of ander strand, of met keien uit je favoriete vakantieplek.
De schelpen isoleren en zorgen dat de grond ’s zomers niet uitdroogt. Ze geven kalk af, wat veel droogteminnende planten weten te appreciëren, zoals lavendel bijvoorbeeld. Er komt heel weinig onkruid in: hoe groter de schelpen, hoe minder onkruid. Katten lopen er niet graag op, en doen er dus ook hun behoefte niet, wat in zand wel eens gebeurt. Gebroken schelpen houden slakken tegen, de dieren kruipen niet graag over de scherpe randjes.